Column Leading Doctors, ‘De dokter drinkt geen bloemen’

Gepubliceerd op: 06-12-2021

Eefje de Vries is traumachirurg, ze schrijft over haar werk en de rest van haar leven.

16 jaar. Ontredderd ligt hij in zijn ziekenhuisbed, je ziet hem vechten om de paniek op afstand te houden. Alle patiënten op de trauma-afdeling van dit ziekenhuis zijn in zekere mate hulpbehoevend, maar hij spant wel de kroon. Gisterochtend zat hij nog op zijn scootertje op weg naar zijn werk en toen was daar ineens die maaimachine. Zijn hoofd is gelukkig ongeschonden; verder is er weinig in zijn lichaam dat niet gebroken of beschadigd is. Een fixateur op zijn rechterarm, gips om zijn linker; die eerste dagen is er niets, maar dan ook niets, wat hij zelf kan. Een slokje water, pijnstilling, even aan zijn neus krabben, hij is voor alles afhankelijk van zijn moeder of de verpleegkundige.
Drie maanden en zes operaties verder zie ik hem terug op de poli. Hij ziet er goed uit, vertelt opgewekt over zijn verblijf in het revalidatiecentrum en maakt grappen over zijn rolstoel. Drie van de vier ledematen zijn goed aan het herstellen, maar over zijn linker onderbeen hebben we slecht nieuws: de scan laat zien dat er complicaties zijn en dat we toch weer moeten opereren. Hij baalt ervan maar neemt het nieuws nuchter op. Twee stappen vooruit, een stap terug, hij ondervindt aan den lijve dat het herstel van zo’n groot letsel met pieken en dalen gaat.
Ik herinner me nog hoe ik als coassistent voor het eerst rondliep tussen de chirurgen. Ik was onder de indruk van de sfeer, het werkplezier dat de meesten uitstraalden en de stoere grappen die gemaakt werden. ‘De dokter drinkt geen bloemen’, was er zo een. Een dankbare patiënt op de poli maakte weinig indruk met een bloemetje; voor minder dan goede wijn of whisky deden we het niet. Ik stelde me zo voor dat je als chirurg toch wel meerdere flessen per spreekuur zou kunnen incasseren.
Als fellow traumachirurgie valt dat intussen behoorlijk tegen. Meer dan (inderdaad) een bos bloemen, een reep chocola of een paar sokken heb ik de afgelopen jaren niet voorbij zien komen. Dat zou weleens iets te maken kunnen hebben met onze patiëntenpopulatie. Een patiënt met bijvoorbeeld een coloncarcinoom of perifeer vaatlijden heeft klachten, krijgt een diagnose en heeft even de tijd om daaraan te wennen. Na een operatie is hij van ‘ziek’ naar ‘beter’ gegaan. De multitraumapatiënt daarentegen gaat in één klap van gezond naar gewond. Als traumachirurgen zien wij het verschil tussen de patiënt die volledig in de kreukels binnenkwam en de eindsituatie als hij het ziekenhuis levend verlaat. Het referentiekader van de patiënt is anders: hij ziet niet het verschil tussen voor en na de operatie, maar tussen voor en na het trauma; de gezonde man die hij was, en de beperkingen die hij nu houdt.
Het wijnrek blijft voorlopig dus angstvallig leeg, maar ik kan er wel mee leven. Als het goed is halen we onze voldoening niet uit de dankbaarheid van onze patiënten en al helemaal niet uit de materiële uitingen daarvan. Als deze, intussen 17-jarige, patiënt over een paar maanden weer lopend de spreekkamer binnenkomt is dat beter dan een Château Lafite Rothschild.