Column Leading Doctors, ‘Oude Taart’

Gepubliceerd op: 01-10-2020

Merel Timp, huisarts in opleiding in Amsterdam sinds september 2019.

De Volkskrant heeft een van mijn favoriete rubrieken de wereld in gebracht: ‘die ene patiënt ‘. Los van alle anekdotes over hilarische momenten, heb ik als arts ook momenten gekend waar het huilen me nader dan het lachen stond.

Een euthanasie wens van iemand waarbij het huis wegens de nogal slechte lichamelijk gesteldheid, verwaarloosd was, maar waar echt het mooiste tiptop onderhouden tropische ‘Finding Nemo’ aquarium stond, omdat dat zijn lust en leven was. Een met stomheid geslagen vrouw die je net hebt doorgegeven dat ze een soa heeft, maar die al 30 jaar ‘gelukkig’ getrouwd is en aan je bureau in elkaar stort van verdriet door het besef dat dit misschien toch niet zo ‘gelukkig’ is zoals ze dacht. Iemand vertellen dat de resultaten van een aanvullend onderzoek er (soms onverwacht) niet goed uit zien. Bezorgde ouders over hun kinderen. Ongeruste kinderen over hun ouders. Veilig thuis inschakelen. Na het schouwen verdrietige nabestaanden je medeleven betuigen. Het hoort er allemaal bij en ik kan met trots zeggen dat ik hier grotendeels ook afstand van kan nemen op professioneel niveau. Toch heb ook ik ‘die ene patiënt’.

Aan het begin van mijn opleiding belde hij een keer. Niemand van de vaste huisartsen kende hem, omdat hij eigenlijk nooit kwam. Ik ben op huisbezoek gegaan en vanaf toen was hij ‘mijn patiënt’. Het ging initieel om iets kleins, een rijbewijskeuring. Wel was hij ook bekend met uitgezaaide prostaatkanker, maar ‘dat ging allemaal wel’ naar eigen zeggen. Daarvoor wilde hij niet meer naar het ziekenhuis en van thuiszorg wilde hij ook niks weten. Hij redde zich wel.

Af en toe een sociale visite van deze ‘bemoeizuchtige aios’ was het resultaat. Iets waar hij zich vaak lafjes tegen verzette: ‘meid, je hebt toch wel betere dingen te doen dan je druk te maken om deze oude taart’. En ja, ik had ook andere dingen te doen, maar dit was net zo belangrijk. Ik merkte dat hij de bezoekjes stiekem wel kon waarderen en zo hadden we in stilte toch een overeenkomst wat betreft mijn ‘gretige bemoeizucht’. “Wacht maar”, zei hij vaak; “over een paar jaar neem jij deze moeite ook niet meer. “

Het einde kwam sneller dan verwacht. Hij wilde niet afhankelijk van anderen zijn en was daarom gestopt met eten en drinken uit angst dat hij zichzelf zou bevuilen, niet omdat hij geen eetlust meer had. Hij had me al eens toevertrouwd te snakken naar een vette hap en een biertje. Uiteindelijk besloten we in goed overleg,  om zijn laatste dagen in een hospice door te brengen. Op de dag van de ‘hospice transfer’ ging ik nog een laatste keer bij hem langs.

Mét 2 Flinck biertjes van Brouwerij ’t IJ, met een vogel in het logo van “Dr. Merel” voor deze “flinke bikkel’ van een patiënt.

Er valt te discussiëren of je als arts alcohol naar een patiënt mee kan nemen. De biertjes die ik rond het middaguur gekoeld kocht en vervolgens in mijn dokterstas laadde, leidde dan ook tot nogal wat scheve blikken bij het betreffende winkelpersoneel en mensen achter mij in de rij. An sich een aparte column waard, maar niet deze.

Want ik ben blij dat ik het toch heb gedaan. En wat heb ik van hem geleerd. Niet zeuren maar doen. En als arts doen wat goed voelt, wij zijn ook gewoon mensen. Dus ik zal eerlijk bekennen, hij hield het niet droog toen ik als afscheid met de biertjes aan kwam, en ik heb een brok in mijn keel weggeslikt en hem een dikke knuffel gegeven

Op de dag dat hij is overleden werd een grote slagroomtaart in de huisartsprakijk bezorgd met daarop in chocolade geschreven “bedankt Merel” vergezeld met een hartverwarmend kaartje met daarop de afsluitende woorden: “Voor de jonge dokter van ‘de oude taart’.”

Artsen hield hij het liefst buiten de deur, maar als mens liet hij mij binnen en dat voelt goed.