Column Lucas Zeevenhooven, Resume

Gepubliceerd op: 04-05-2021

Zo, het eerste jaar als basisarts zit erop! Met een koffer vol aan ervaringen en verhalen stap ik weer op de rijdende carrièretrein. Ik kan een eindeloos lijstje met competenties, leerdoelen en verbeterpunten opstellen, die mijn eerste jaar als basisarts op de spoedeisende hulp samenvatten.
Ik kies voor een andere invalshoek. Grof geschetst zijn er drie stations die de boel resumeren: Daar gaan we.

Ikzelf (de arts)

De eerste vier maanden was ik vooral bezig wat het überhaupt betekent om arts te zijn (En dat na 6 jaar studeren!). Het voorschrijven van medicatie, keuzes maken in behandelingen en de eerste nachtdiensten. Kortom, het omgaan met verantwoordelijkheid. In deze eerste periode was mijn leercurve op zijn steilst. Geloof me, het is diep graven in het geheugen wat te doen bij een patient met een hartinfarct, als je allerlaatste coschap gynaecologie was. Naast de medisch inhoudelijke uitdagingen was het noodzaak het logistieke web van een spoedeisende hulp te ontrafelen. Ploeterend, maar met een grote glimlach bereikte ik een mijlpaal: de vier maanden streep, langer dan elk ander coschap. Het vertrouwen in eigen kunnen groeide.

Ik & de patiënt

Nu ik de boel aardig op de rails had, bleef er tijd over om mij (nu echt) te verdiepen in de patiënten. Ik begon verder te kijken dan alleen het spoedeisende hulp vraagstuk. Zo deed ik het bijvoorbeeld in het begin;  Val op hoofd  = CT-scan + neurologisch onderzoek = goed = naar huis. Maar na enige tijd leerde ik direct bij het binnenlopen van een onderzoekskamer te ontrafelen hoe de patient functioneert in het dagelijks leven. Wat is de (echte) hulpvraag? Wat zijn de zorgen van de patient? Kan deze patient veilig met ontslag of is er extra zorg nodig? Door medisch inhoudelijke rust in mijn hoofd had ik meer aandacht voor de patient als persoon. Misschien vanzelfsprekend, maar voor mij betekent dat oogcontact en luisteren, naast de patient gaan zitten en soms een grap. Ook in een spoedeisende situatie.

Ik & de werkvloer

Nu de medisch inhoudelijke en patiëntgerichte competenties waren afgevinkt (#portfolio opbouwen) had ik tijd voor een belangrijke vraag: Met wie werk ik eigenlijk samen? Eén wijze les uit mijn allereerste coschap had ik meegenomen: ‘’De verpleging is je grootste vriend’’. Van advies vragen, tot samen pingpongen tijdens een nachtdienst. Inmiddels vertoefde ik in de wel bekende comfort zone. Een plek vol vertrouwen en waar de automatische piloot naar hartenlust kan worden ingeschakeld. Zodoende had ik tijd om mijzelf en mijn omgeving onder de loep te nemen. Hoe begeleid ik het beste een coassistent? Ik houd voor ogen wat ik destijds van mijn begeleiders verlangde. Hoe geef ik feedback aan mijn supervisors? Eerlijk en direct zijn vind ik dan moeilijk. En hoe vind ik het onderwijs voor de basisartsen eigenlijk geregeld? Daarin nam ik uiteindelijk zelf de ‘’lead’’.

Na een jaar vlakte mijn leercurve af en loerde ook de gemakzucht. Ik ontdekte de volgende regel. Als de nachtcentrale je herkent aan je stem is dit het signaal om een volgende stap te maken. De trein staat klaar voor vertrek.  Volgende halte: geriatrie.